De molenbiotoop

De biotoop van een molen heeft te maken met de omgeving van de molen. Die omgeving moet afgestemd zijn op de aanwezigheid van een molen. De wind moet vrij naar de molen kunnen waaien en achter de molen ook weer weg kunnen. Een vrije windvang en –lossing zijn dus nodig. Aangezien wind uit verschillende richtingen waait, geldt dit voor alle windrichtingen rondom de molen.

Bij een molenbiotoop denken we al gauw aan een windmolen, maar laten we niet vergeten dat ook waterradmolens een biotoop hebben. Zij zijn afhankelijk van de stroming of het opstuwen van water. De beek of rivier moet dus ook voldoende naar de molen kunnen stromen en na de molen weer weg kunnen stromen.

De molenbiotoop heeft ook te maken met belevingswaarde en zichtlijnen naar de molen. Een molen die ingebouwd raakt door huizen of andere gebouwen of ingegroeid raakt door bomen en hoge struiken, is niet of nauwelijks zichtbaar. Er gaat dan veel verloren van het cultureel-historische beeld van een open landschap rond de molen. Het herkenningspunt in de omgeving is verdwenen. De molen wordt niet meer gezien, niet meer beleefd door de omgeving. De molen draait niet meer en raakt in verval. Terwijl een molen in een open landschap, zichtbaar van alle kanten, draaiend, betekenis geeft aan de omgeving en iedereen ervan kan genieten.

Het Gilde verwijst voor biotoopzaken graag naar vereniging De Hollandsche Molen. Daar zitten de biotoopspecialisten.
Kijk op www.molens.nl