Opleiding tot windmolenaar
Het Gilde van Molenaars (GVM) verzorgt sinds 1972 een opleiding tot windmolenaar. Voor het malen met windmolens zijn immers vakbekwame molenaars nodig nu de beroepsmolenaars grotendeels verdwenen zijn. Deze opleiding is er op gericht om deelnemers de praktische vaardigheden en theoretische kennis bij te brengen die nodig zijn om verantwoord met een windmolen te kunnen malen.
De molenaar-in-opleiding (MIO) volgt op een instructiemolen praktijkinstructie, die verzorgd wordt door een instructeur of stagemolenaar. Theoretische instructie wordt ook op de molen door de instructeur verzorgd. Daarnaast zijn er regionale theoriebijeenkomsten.
Praktijkuren moeten gelijkmatig over alle vier seizoenen worden gevolgd; dit vanwege de sterk uiteenlopende weersomstandigheden. Ook moet een deel van de praktijkuren op een andere molen worden gevolgd om bredere ervaring op te doen.
Aanbevolen wordt ook molens van een ander type of met een andere functie te bezoeken of er eens een dag mee te lopen. Dit vergroot de kennis en ervaring. De instructeur kan daarvoor advies geven en helpen afspraken te maken.
De instructeur verzorgt de praktische en theoretische instructie en zal ook regelmatig met de MIO de voortgang van de opleiding bespreken. Van de molenaar-in-opleiding wordt verwacht zelf verantwoordelijkheid te nemen voor het volgen van de opleiding. Dat betekent dat deze regelmatig de praktijkinstructie volgt en de bestudering van de theorie ter hand neemt.
Voor een goede voortgang van de praktijkinstructie wordt een beschikbaarheid van minimaal twee dagdelen per maand nodig geacht.
Als lesmateriaal ontvangt de deelnemer het handboek Windmolenaar en de lesbrieven.
De duur van de opleiding ligt niet vast. De een kan meer tijd vrijmaken voor deze opleiding dan de ander. Een vooropleiding is niet nodig maar reeds aanwezige kennis of ervaring kan het verloop van de opleiding bespoedigen. Het hele traject, van aanmelding tot examen doen, beloopt in het gunstigste geval ca. anderhalf jaar. In de praktijk is dit voor velen tussen de tweeënhalf en drieënhalf jaar.
Indien de MIO voldoende praktische vaardigheid en theoretische kennis heeft en ook aan de overige toelatingsvoorwaarden heeft voldaan, draagt de instructeur deze voor voor het examen.
Wie daarvoor slaagt ontvangt het 'Getuigschrift Windmolenaar' en is bevoegd op alle windmolens in Nederland te draaien.